De conservatieve stem in Paul Verhaeghe OPINIE − 23/08/12, 06u43 "De psychoanalyticus Paul Verhaeghe valt het neoliberalisme aan, maar verdringt zijn neoconservatieve gedachtegoed", schrijft Filip Buekens, docent analytische filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven) en de Universiteit van Tilburg.
Psychiatrie is een bij uitstek interdisciplinaire wetenschap, en omdat we allemaal vroeg of laat met depressie, afwijkend gedrag, waanzin of ADHD (bestaat
het of bestaat het niet?) geconfronteerd worden, haalt elke discussie en elke nieuwe 'ontdekking' moeiteloos de krant. Zelfbegrip houdt ons mateloos in de
ban. Hysterie was ooit dé vrouwengekte bij uitstek, door Freud ooit perfect 'begrepen' en overal 'herkend' maar nu van het toneel verdwenen. In de
negentiende eeuw werd ooit drapetomanie uitgevonden: de 'ziekelijke' aandoening van zwarte slaven die hen ertoe aanzette hun gevangenschap te
ontvluchten. Het is er volgens Verhaeghe niet beter op geworden. Maar geldt dit voor de hele psychiatrie? Niemand kan na het lezen van Simon Baron-
Cohen nog beweren dat autisme zonder meer een labelfenomeen is, of dat schizofrenie ontstaat louter door iemand te classificeren als schizofreen.
Nuancering is niet het sterkste punt in het bevlogen betoog van Paul Verhaeghe ('Winners zijn ook losers', DM 22/8). Zijn betoog is gericht op het
neersabelen van de DSM-5(het wereldwijd meest gehanteerde handboek voor psychiatrische diagnostiek, nvdr.), de hegemonie van de
gedragswetenschappen, de 'veronderstelde neurobiologische verklaringen' en, uiteraard, Big Pharma.
Laat ik beginnen met een observatie die hem vreugdevol moet stemmen: een recente meta-analyse uit 2008 voor de American Food and Drug Administration
liet zien dat flutexine, venlafaxine, nefadone en paroxetine niet door een dubbelblindtest kwamen. Er was geen verschil tussen die pillen en een placebo voor
een matige depressie, en slechts minimaal verschil voor ernstige varianten. Het placebo-effect deed perfect zijn werk. Datzelfde effect speelt een minstens
even grote rol voor de praatkuren, waarvan zijn eigen lacaniaanse psychoanalyse het perfecte voorbeeld is. Inzicht-placebo's spelen een immense rol in ons
leven: 'Nu begrijp ik eindelijk wat er met mij aan de hand is', is de perfecte aanzet tot verzoening met het eigen lot. De werking van onze psyche is inderdaad
Trieste prikborden
Verhaeghes kritiek op DSM is sterk overtrokken. Geen enkele goede psycholoog zal het onderscheid tussen symptomen van een fenomeen en de
neurologische oorzaken ervan willen verwarren: het voorstellen van 'beschrijvingen als oorzaken' is een fout die Freud wel maakte, maar de goede
psycholoog niet. ADHD is, zoals hij terecht zegt, slechts een label, verbonden met stereotypische kenmerken, en het is inderdaad de vraag of die term naar
Je kunt veel kritiek hebben op classificatiesystemen, maar Verhaeghe wijst nooit op wat hun voor de hand liggende functie zou moeten zijn: spraakverwarring
tussen psychiaters vermijden. De termen als dusdanig creëren nooit de ziekte; het zijn de roekeloze toepassers ervan die schade aanrichten en illusies van
inzicht in leed creëren. Verhaeghes kritiek geldt bovendien voor elke taxonomie en dus voor de psychoanalytische labels die hijzelf prefereert. Hij kan toch
niet het monopolie van zorgvuldigheid voor zichzelf opeisen? Alle classificatiesystemen en diagnostische apparaten zijn immens kwetsbaar voor misbruik en
verkeerd begrip. Denk aan de rol van psychiaters in het wegzetten van dissidenten in de Sovjet-Unie, of de rol van de farmaceutische lobby. De eigenlijke
oorzaak is het sciëntistisch vertrouwen in de neurologie en de vaak 'politiek correcte' conclusies van de sociale psychologie. We geloven wat we graag willen
horen. Vroeger begreep religie alles, daarna kwamen Freud en Darwin aan de beurt, en nu komen de neurologen aan zet. Het vertrouwen in ons manifest en
natuurlijk (maar moeilijk te beschrijven) inschattingsvermogen van wat normaal en abnormaal is, blijkt volledig zoek te zijn, en toch is dat het fundament van
Verhaeghe heeft uiteraard gelijk wanneer hij fulmineert tegen de combinatie van competitief individualisme en de verplichting tot grenzeloos genieten.
Jongeren vergelijken hoeveel vrienden ze hebben op Facebook, en als je hun trieste prikborden bekijkt, lijkt hun leven uit een grote aaneenschakeling van
feesten, 'wat ik leuk vind'-momenten en schouderklopjes te bestaan. Op Pukkelpop was gratis wifi ter beschikking gesteld, want de thuisblijvers moesten
kunnen zien en horen hoe goed het allemaal klonk. Depressief genot, inderdaad. Wat te doen?
Er tekenen zich de jongste tien jaar twee stromingen af die kritiek op het neoliberalisme formuleren en wijzen op de nefaste gevolgen van
hyperperfectionisme en individualisme (niet dat dit allemaal dezelfde oorzaak heeft). Er zijn de neoconservatieven zoals Frank Furedi, Roger Scruton en
(jawel) Theodore Dalrymple, en, anderzijds, diegenen die het neoliberalisme links voorbij willen steken, waartoe wellicht ook Verhaeghe behoort en waarvan
de meest bekende woordvoerder ongetwijfeld de überlacaniaan-hegeliaan Slavoj Zizek is. Ik denk dat Verhaeghe zich in de wat paradoxale situatie bevindt
dat hij, wellicht vanuit zijn psychoanalytische achtergrond, meegezogen wordt naar de 'progressieve' hoek, maar (mag ik nu ook even freudiaans spreken?)
hij belangrijke overeenkomsten met neoconservatief gedachtegoed verdringt en het daarom karikaturaal voorstelt of gewoon miskent.
Zijn stuk eindigt daarom in een merkwaardige paradox. "De vraag is veeleer", zo schrijft hij, "hoe een bepaalde maatschappij haar normaliteit en haar
afwijkingen definieert en welke consequenties daaruit voortvloeien." Dat is juist, maar die conclusie is uiteraard ook op zijn visie van toepassing: ook zijn
analyses 'creëren' wat hij als 'normaal' en 'afwijkend' zal opvatten. De conservatieve stem in hem besluit daarentegen terecht dat de huidige ontwikkelingen in
de maatschappij 'ingaan tegen haar eigen fundamenten'. In feite gaat het om een ethisch debat over fundamentele keuzes dat dringend gevoerd moet
worden. Verhaeghe heeft onvermoede bondgenoten. En jawel, ikzelf kies voor de conservatieve lijn.
Discoid lupus erythematosus (DLE, lupoid dermatosis of the nose) DLE is a sun-aggravated (and probably induced) sterile immune mediated disease that mainly affects the nasal planum of dogs (and less commonly the muzzle skin, eyelids and paws). There is likely a hereditary component to the disease as it is seen more frequently in Collies, Shetland Sheepdogs, Border Collies, and
From the Proceedings of the Fourth Annual Conference of the Association of Reptilian and Amphibian Veterinarians, 1997, pp. 137-147. UNDERSTANDING THE SNAKE MITE AND CURRENT THERAPIES FOR ITS CONTROL Dale DeNardo, D.V.M., Ph.D.* Edward J. Wozniak, D.V.M., Ph.D. Animal Resource Services, School of Veterinary Medicine Abstract: Ophionyssus natricis (Parasitiformes: Macronyssid